De Doopsgezinden in Edam

De Doopsgezinden in Edam

De Doopsgezinde Vermaning

Begin 1500 waren er inwoners van Edam, die de leer der anabaptisten of “wederdopers” aanhingen, of er in ieder geval sympathie voor voelden. Deze anabaptisten waren de voorlopers van de huidige doopsgezinden, al zijn er heel wat verschillen aan te wijzen tussen een zestiende eeuwse anabaptist en een twintigste eeuwse Edamse doopsgezinde.De anabaptisten verlangden terug naar de vroeg christelijke gemeente, zoals die bestond voordat de Rooms-katholieke Kerk haar overheersende rol ging spelen. De anabaptisten waren afkerig van de praalzucht van de Rooms-katholieke Kerk en van haar rituelen; zij richtten hun eigen gemeenten op, die los stonden van de kerk. Zij wilden de kerk niet hervormen, zoals de lutheranen en de calvinisten, maar een nieuwe kerk stichten die de oude vervangen zou.

In de zestiende eeuw werden de anabaptisten streng vervolgd, vooral nadat in 1534-35 in Münster (Duitsland) een anabaptistische opstand had plaatsgevonden die de toenmalige heersers diep had geschokt. Radicale anabaptisten hadden Münster uitgeroepen tot het zgn. “Nieuwe Jeruzalem”, de stad waar volgens Johannes’ Openbaring Christus terug zou keren op Aarde om er het Duizendjarige Vredesrijk te stichten. Er heerste een tijdlang een bloedig en gewelddadig regiem, dat de anabaptisten een zeer slechte naam bezorgde in heel Europa. In Munster, aan de buitenzijde van de toren van de Lambertkirche hangen nog 3 kooien waarin de lijken van de drie leiders van de wederdopers in 1535 werden opgehangen en als afschrikkend voorbeeld daar lang zijn tentoongesteld. In Europa verloren zij ieder greintje  “goodwill”, zo ze dat al bezaten, bij de toenmalige heersers. Honderden dopers vonden bij de vervolgingen de dood, en ook Edam kreeg in 1546 haar eerste doperse martelaars, toen Jacob de Geldersman, Dirk Petersz.Smuel en zijn broer Andries te Amsterdam op de brandstapel hun einde vonden.

 

Menno Simons

Jan van Leiden koning der wederdopers ca 1535

Aan die vervolgingen kwam in de Noordelijke Nederlanden een einde door de opstand tegen Philips II. Weliswaar moest Willem van Oranje persoonlijk ingrijpen om enkele calvinistische radicalen, die in de anabaptisten een welhaast even grote vijand zagen als in de katholieken, van vervolging af te doen zien, doch uiteindelijk werden de doopsgezinden door de overheid gedoogd. Aanvankelijk werden ze nog als tweederangs burgers beschouwd en mochten ze hun kerkgebouwen niet langs de openbare weg plaatsen. Om deze reden staat de vermaning aan de Kaasmarkt te Edam een stukje naar achteren. Later, werden de discriminerende bepalingen opgeheven, waarop de doopsgezinden tot normale burgers werden.

Het verleden

Van de eerste kerk, afgebrand in 1602, ontstaan door overwaaiende vonken van de brand van de Grote Kerk, is tot nog toe niets bekend. Ook in 1702, de stichtingsdatum van de huidige Vermaning, was de verordening dat een doopsgezinde kerk niet aan de openbare weg mocht staan van kracht. De huidige Vermaning staat naar vermoeden op dezelfde plaats als haar voorganger, en verschuilde zich tot het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw niet alleen achter de kosterswoning maar ook nog achter een schutting en een turfhok. In 1882 kreeg de kerkenraad de behoefte om haar Vermaning meer naar buiten te doen uitkomen. De obstakels die dat streven in de wegstonden werden verwijderd. Om de entree van de Vermaning meer te laten uitkomen is er een ingangsportaal toegevoegd.

De Vermaning was door bovengenoemde ingrepen als kerk herkenbaar geworden en kon nu benaderd worden zonder het nemen van allerlei hindernissen. Hoewel de kerkenraad toen een weloverwogen besluit heeft genomen is met deze beslissing geweld gedaan aan het karakter van het gebouw, en aan de opvattingen van haar gebruikers.

Het heden

Zoals al eerder gezegd, de Edamse Vermaning is door haar eenvoud en soberheid een bijzonder gebouw. (De massawerking en de schaal van de kerk zijn goed en worden door een ieder als prettig ervaren). Het exterieur is opgebouwd uit de simpelste elementen. De vroeg achttiende-eeuwse elementen zijn de aan de binnenzijde met een tongewelf (eiken- wagenschot) afgewerkte schildkap, de lambrisering en waarschijnlijk de kerkbanken welke tegen de langswanden en de oostwand staan (hoewel de profilering een eerdere datum doet vermoeden, misschien gered uit de brand?). Vanzelfsprekend heeft de geschiedenis ook haar sporen achtergelaten in het interieur.

In het begin van de negentiende eeuw werd een galerij, een zgn. kraak, gebouwd waarop nu het orgel staat. Kennelijk hadden de toenmalige dopers behoefte aan een wat “rijker” interieur want op grond van het ledental was uitbreiding van het aantal zitplaatsen niet nodig. De doops-gezinde gemeente van Edam is nooit een bloeiend rijke gemeente geweest zoals enkele Amsterdamse en Zaanse gemeenten, maar ze is door de eeuwen heen vrij stabiel gebleven. Het ledental daalde, zoals elders in dit land, geleidelijk maar tot op de dag van vandaag bestaat zij nog steeds. Toch is de doopsgezinde geest nog steeds aanwezig, hetgeen moge blijken uit de inspanningen die men zich getroost om de kleine Vermaning aan de Kaasmarkt te restaureren en deze zo in haar oude luister te herstellen.

 

 

< terug naar kerken >